Woonbuurt

Een Schokker woonbuurt in het schetsboek van Johan Conrad Greive (1837-1891 ). Opvallend zijn de dicht op elkaar gebouwde houten huisjes. Volgens het verslag van een Amsterdamse deputatie (1792) waren alle huizen gedekt met riet of stro.

G. Mees Azn bezocht Schokland in 1847 en hij vertelt hoe de woningen op Emmeloord er van binnen uitzagen.
“Treden wij nu de woningen binnen, dan zijn die der eigenlijke armen spoedig beschreven. Een schuur met een vloer van klei en houten wanden, waar de wind doorheen loeit of de zon doorheen brandt, waar in één woord koude en hitte een even gerede toegang vinden. Het inwendige onzindelijk en afzichtelijk. In de houten huizen der meer gegoeden heerst zekere netheid, maar zijn geen eigendommen. Hier en daar nog een kast met dikke panelen en snijwerk, bedden voor de pronk met veelkleurige kussens, wiegen met de gekromde houten poten uit vader Cats, of kindermutsjes voor de pasgeborenen, van zwaar met goud- en zilverdraad gekleurd rood of blauw damast. Het zonderlingste is de vuurhaard. In een der hoeken van de kamer is de zoldering lager, daaronder wordt in de aspot gestookt. De rook gaat niet naar buiten door een schoorsteen, maar tussen het hogere en lagere gedeelte van de zolder en bereikt zo de vliering, waar hij behulpzaam is in het daar drogen der daar uitgespreide netten”.

De Deventer apotheker B. Meylink bezocht – op een zondag! – het eiland vlak voor de ontruiming (1858). Het viel hem op dat de situatie op Ens toch beter was dan op Emmeloord:
“Thans waren wij Ens genaderd, en zodra wij voet aan wal gezet hadden, begaven wij ons naar de woning van de onderwijzer der jeugd, met wie mijn vriend enigszins bekend was. Bij het gaan derwaarts, bemerkte ik al dadelijk, dat de schipper, wat betreft de toestand der woningen, volkomen gelijk had; maar toch moet ik bekennen, dat haar uiterlijk aanzien mij in het algemeen zeer mede viel. Het eerste wat mijn bijzondere aandacht tot zich trok, was een stuk papier voor het glasraam van een winkeltje, waarop met groot geschreven letters te lezen stond: ”Deventer koek” (…)
Meylink gaat dan naar de kerk.”Overtrof dus de kerk reeds verre het denkbeeld, dat ik er mij van had voorgesteld, nog in veel groter mate was dit het geval met de kerkgangers. Om niet te spreken van enkele dames met een zijden kleedje, zijden mantilje en zijden hoed met een voile voorzien -iets wat ik op Schokland in geen geval verwacht had- deden ook de eigenlijke Schokkers; zo mannen als vrouwen, zich zeer goed voor.”
Er was dus op Ens blijkbaar nog een kleine groep bewoners die het niet zo slecht had. Toch weten we uit andere bronnen dat onder de aldaar wonende vissers ook vaak bittere armoede heerste.

www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl