Visseizoenen in de Zuiderzee

Dit schema geeft aan welke vissoorten er op de Zuiderzee en in welke periode konden worden gevangen.

Sedert 1846 arriveerden de scholen Zuiderzeeharingen wat later, waardoor er een vangst“pauze” viel tussen de herfst en het voorjaar. Sedert de 18e eeuw verschenen er ook scholen ansjovis, maar niet elk jaar; ze waren door hun snelheid moeilijk te vangen met schepen en vistuig van mindere kwaliteit. Anders dan de Zuiderzeeharing kon ansjovis wel worden ingezouten. Hoewel ook de Schokkers ansjovis vingen is niet bekend of ze deze zelf inmaakten. Veel Schokker vissers kwamen in 1859 in Vollenhove terecht.

Zuiderzeeharing leverde de meeste inkomsten op. Een indicatie van het aandeel van de vissoorten in de Zuidoosthoek geven de opbrengsten in Vollenhove in 1888: haring 54 %, ansjovis 20 %, paling 9 %, bot 8 %, spiering 7 en garnalen 2 %. Een schipper met een jongen op een visschuit van 15 ton moest voor een gezonde exploitatie zo’n 850 gulden per jaar bij elkaar vangen.

De Zuiderzeeharing leek na de aanleg van de Afsluitdijk (1932) uitgestorven te zijn. Maar de eigenschappen van deze soort bleken verrassend genoeg nog steeds aanwezig te zijn. Begin april 2006 vingen Texelse kotters Zuiderzeeharingen in de Waddenzee. Ze werden op de foto gezet door Bert Koning uit Oudeschild. Waarschijnlijk zijn ze hier door de steeds algemener wordende bruinvissen heen gejaagd. De Zuiderzeeharing is korter en dikker, en heeft iets minder wervels dan de Noordzeeharing.

www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl