Schokland geeft zijn geheimen prijs (1940)

Aan den vooravond van zijn ondergang

Aan den vooravond van zijn ondergang geeft Schokland zijn geheimen prijs. De wetenschap, die zich nimmer veel van bet verlaten lapje grond daarginds in de oude Zuiderzee heeft aangetrokken, haast zich thans om vóór het naderend einde de schade van tachtig jaar, die sinds de ontruiming van het eiland verliepen, in te halen. Want in dat smalle drassige landje, welks dagen met het vorderen van het werk aan den Noordoostpolderdijk zijn geteld, rust het gebeente van een bevolking, in den loop der eeuwen nagenoeg homogeen gebleven, welke geldt als de vrije, zuivere representante der vroegere bewoners van Nederland. Zoo worden thans opgravingen verricht op een der merkwaardigste plekjes binnen onze grenzen: de zuidpunt van Schokland, historischen grond, waarvan de geschiedenis terugreikt tot ver in de middeleeuwen, geheimzinnig oord tevens, omweven van sagen en legenden.

Wie ooit, toen de zee nog open was, dicht langs Schokland voer, of ook, waar overigens weinig gelegenheid toe was, er voet aan wal zette, zal geen grootschen indruk van dat verlaten landje hebben opgedaan. Vijf kwartier gaans van noord tot zuid was het lang; van breedte kon men nauwelijks spreken. Een lage dijk van basalt omringde gras -en rietland, hier en daar moerassig, met blinkende lagunen in bet westen. In het noorden Emmeloord, de haven, met een paar huisjes, waarin de havenmeester en de beheerder van het P.T.T.-kantoor, tevens directeur van den vischafslag woonden. In bet midden Ens of Middelbuurt, op zich wel geestig met bet oude kerkje, welks kleine klokkentoren uit de kruinen der omringende iepen stak; bet geheele erf door een hooge paalwering als een zeebenting omsloten. Eén gezin hield hier verblijf, dat van den kantonnier van Rijkswaterstaat, huizend in de ruime pastorie, tegen bet kerkje aangebouwd.

Het minst sprak de zuidpunt tot de verbeelding. Dat was maar een glooiing van basalt, waar golven kruivend op braken. Daar bovenuit een terp, weer basalt, rondom een schoeiing van palen. De vuurtoren stond er met een huisje, deur vernageld, de vensters met luiken gedicht. Men kon den vuurtoren beklimmen en boven op den omgang genieten van het uitzicht wijd rondom, over bet lange smalle eiland, omspoeld door de zee, Urk in het westen en dichtbij de Ketelmond en de kust van Overijssel. Verder scheen er niets te beleven.

Maar anders werd dit alles, wanneer men iets meer wist van Schokland en zijn verleden, als men de sfeer leerde proeven, die er hing om die oogenschijnlijk nuchtere en verloren wereld. Dan ging er een heel merkwaardige bekoring uit van dat landje, dat toch niet méér was dan riet en gras, basalt en palen in den blinkenden greep van de zee. Geheimzinnig leven woonde daar in die eenzaamheid. Er was iets, dat rook naar de eerste dingen. Oord van volkomen vrede, dat zich had losgemaakt van een ijdele wereld, paradijselijke rust, die niet meer werd gestoord, waar de natuur haar stem verhief en zij alleen: de branding in het westen, de wind, die streek door het bruine riet. Sterk herinner ik mij de avonden op de zuidpunt met de vreemde ontroering van het late uur, het luisteren naar een ver gerucht en de verlatenheid, die stem kreeg in den loomen klop der golven aan de westelijke palen: aangevreten, half verteerde palen, gedrochtelijk hun silhouetten in den maneglans. Er hing een reuk van vochtig riet, die zich mengde met wierig-zilten geur van het water.

Van geslacht op geslacht zijn de visschers van de Zuiderzee die zuidpunt van Schokland „de Kerk" blijven noemen. En inderdaad verhief zich hier tot het midden der vorige eeuw de ruïne van een middeleeuwsch godhuis. Het was de kerk van Ens, het oude Enesce of Enedsae, waarvan de kronieken gewagen. Een vrome legende verhaalt, dat eens drie zusters drie kerken stichtten, welke op gelijken afstand in één lijn gebouwd werden en wel te IJselmuiden, Ens en Nagele.
Laatstgenoemd middeleeuwsch kerkdorp werd bij een der groote stormvloeden, die de Zuiderzee haar aanzien gaven, door het water verzwolgen. Nog wijzen de visschers tusschen Urk en Scbokland de plaats, waar deze nederzetting heeft gelegen. Zij noemen er de zee „Het Kerkhof" en mijden de plek, om hun netten niet te scheuren aan bouwvallen of grafzerken, die hier ooit verzonken. En zij fluisteren u toe, hoe zij in stormwilde nachten door het loeien van den wind en het druischen der golven heen, de klokken van Nagele hoorden luiden, diep uit de golven.
Het is een feit, dat de kerk van IJselmuiden, oorspronkelijk een katholieke kerk dateerend uit de veertiende eeuw, welke bij de reformatie tot den protestantschen eeredienst overging, in haar bouwstijl overeenkomst vertoont met de kerk van Ens, die op de zuidpunt van het eiland stond en waarvan afbeeldingen bewaard zijn gebleven. Ook deze gotische kerk dateert uit de veertiende eeuw; de aan gebouwde torenromp was echter romaansch en wettigt het vermoeden, dat onder de fundamenten der ruïne nog de resten van een oudere, romaansche kerk aanwezig zijn. Tot het begin der achttiende eeuw beeft dit kerkgebouw, dat na de reformatie eveneens protestantseh was geworden, dienst gedaan. In het jaar 1717 kwam de nieuwe kerk van Ens, reeds lang in de noordwaarts verplaatste woonbuurt gelegen, gereed. De oude kerk bleef in gebruik als begraafplaats, ook toen zij meer en meer verviel tot een ruïne. Binnen de afbrokkelende muren van het schip - het dak was reeds lang verdwenen - werden de dooden van Ens te ruste gelegd nog tot het jaar der ontruiming van het eiland, 1859. De resten werden later verwijderd. Men bouwde een nieuwen vuurtoren en op de fundamenten der kerk verrees een lichtwachterswoning.

Ik heb dit huis, dat sinds enkele jaren afgebroken is goed gekend. Het was een der eenzaamste woningen, die er bestonden, met zware, grauwe muren en luiken voor de vensters. Altoos deed het wat spookachtig aan, verloren als een leege burcht, zoo gansch verlaten op zijn terp, die eigenlijk een kerkhof was. Het verhaal gaat van lichtwachters, die er woonden op dien terp vol knekels en die men na eenigen tijd weg moest halen, omdat zij het eenzame leven, vooral in het bar seizoen, niet aankonden, ziekelijk droefgeestig werden en verwilderden zooals een dier, dat, menschen ontwend, schuw en kwaadaardig wordt. Ook de laatste bewoner werd krankzinnig en het huis bleef verlaten sindsdien. De bewoner van Middelbuurt kreeg den vuurtoren onder zijn hoede.

Maar wie wist ook het rechte van duister en ontij op de Kerk, die geheimzinnige zuidpunt van Schokland, hoe vredig het er 's zomers ook mocht zijn onder een zonnigen hemel? Vertelden niet de oude visschers van den heksensabbath op de Kerk, Walpurgisnachten der Zuiderzee, waar alle kollen, witte wijven en zeespoken uit wijden omtrek, de negen booze dochters van Molkwerum, de ontrouwe vrijsters, verzwolgen in zee, te zamen komen, waar Joost zelf haar ten dans voert rond den morketel? Er waren immers schippers, die het hadden gezien, die het helsche vuur zagen laaien, de schrille melodie hoorden van den stormwind, welke de haren der grijnzende kollen, jagende op hun bezemsteel, deed wapperen als een angstigen vogel, hoog om het lokkende licht van den toren? En gloeiende oogen van groote, zwarte katten, die lenig sprongen over de palen, waanzinnig krijschend. Van alle zijden doemden zij op, geheimzinnige gestalten, jachtig te zamen om den helschen gloed, fel gestookt onder den donkeren heksenketel.

Neen, die zuidpunt van Schokland was een onzalig oord,,in zulke wilde nachten. Dat vuur en die woeste klanken, gedrochten en duistere schimmen, zoo bar en gruwzaam zag men het nooit. Doch ook als de maan langs den hemel dreef, de zilverblanke zee verstild was het er soms niet pluis. Wanneer men zoo eenzaam zwierf over de lage kaden, luisterend naar het zwakke murmelen der golfjes, die knaagden aan de wering, dansten daar plots de lichtjes der gestorvenen over het eiland. Er waren er, die, zweef den en deinden, nu hier dan daar, als gingen zij vertrouwde wegen, andere echter, rossig flakkerend, dreven rusteloos rond: drenkeldooden, aangespoeld op vreemde kust en hier begraven. De rustige lichtjes waren het talrijkst, men kon er soms honderden tellen en het was ook, of men zwakke stemmen hoorde, eentonig als het prevelen van gebeden. Schuw keek zoo'n eenzame visscher om zich heen. Hij verhaastte zijn stap, sneller en sneller loopend, eindelijk in een draf naar de haven, buiten adem op zijn schip.

Dr. A. de Froe, docent in de anthropologie aan de Universiteit van Amsterdam, op wiens initiatief en onder wiens leiding thans op de zuidpunt van Schokland opgravingen worden verricht, is zich van al dit schrikkeljks natuurlijk niet bewust geweest. Anders zou hij zich wellicht nog eens hebben bedacht voor hij daar, pal bij de Kerk, met de hem assisteerende medische studenten zijn tenten opsloeg. En daar maar rustig slaapt, terwijl op enkele meters afstand de terp wordt afgegraven, de fundamenten van het middeleeuwsehe godshuis blootgelegd en de laatste rustplaats geopend van de oude Schokkers, die hier gedurende vele eeuwen aan den schoot der aarde zijn toevertrouwd. Men vindt hen thans, hun schedels en knekels en bekkeneelen, in de ligging nog duidelijk herkenbaar hoe zij werden begraven: naar het oosten gewend, vanwaar zij de Opstanding verwachtten. Zorgvuldig worden deze stoffelijke resten vergaard om thans de wetenschap te dienen. Want voor de beoordeeling van den levenden Nederlandschen mensen is de kennis van de groepen, waartoe hij behoort, met elk hun raselementen, noodzakelijk. Daartoe dienen de typen, waarbij zij zich zuiver voordoen, te worden bestudeerd; ook bij de dooden, opdat men hun eigenschappen zou kunnen herkennen in de levenden van vandaag. De Schokker bevolking nu gold als de minst vermengde van Nederland, behoorende tot den Saksischen stam. De invloeden der omwonende bevolkingsgroepen waren weinig en eentonig. Omtrent degeneratie van het eilander volk is evenmin iets bekend ; integendeel, hun gezondheidstoestand werd kort na de ontruiming nog eens te Kampen bij de daarheen overgebrachte Schokkers vastgesteld en zeer gunstig bevonden. Daarom zijn de opgravingen, die thans op het voormalige Enser kerkhof worden verricht, niet alleen door hun omvang, maar ook om hun beteekenis voor de anthropologische wetenschap in Nederland, waarvan de beoefening in de practijk eigenlijk nog pas in haar kinderschoenen staat, van het hoogste belang.

Ook de archeologische vondsten zijn zeer interessant. De muren van het twaalfzijdige koor en het schip der oude kerk zijn blootgelegd. De studenten zwoegen met spaden en houweelen. Zij offeren vele weken van hun vacantie vrijwillig voor dit werk, daar op dat eenzame, verlaten plekje als geheimzinnige schatgravers rusteloos delvend en speurend. Hun grondige kennis van de anatomie stelt hen daarbij in staat de gebeenten, die zij vinden, onmiddellijk tot in onderdeelen te herkennen en zoo volledig, mogelijk bijeen te houden.
Zoo wordt Schokland van binnen en van buiten gesloopt. Want, terwijl de studenten spitten en graven en de schedels en knekels der oude eilanders verzamelen, zijn in het noorden bij Emmeloord twee kranen met grijpers van de Zuiderzeewerken nog dag aan dag bezig om het laatste basalt, dat Schokland rijk is, bijeen te happen en in bakken te storten, die het vervoeren naar den in aanleg zijnden polderdijk, waarbinnen het eiland straks wordt ingesloten en zal verdwijnen, opgenomen in het nieuwe land,waarin het, naar de verwachting der deskundigen, door het verstoorde evenwicht moet verzinken en vergaan.

Fred Thomas

Bron: Panorama, 22 augustus 1940

Slechts het kaartje is afkomstig uit het Panorama-artikel. De overige illustraties – soortgelijk aan het artikel - zijn afkomstig uit Wijkend Water van Fred Thomas (1941).

www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl