De eerste burgemeester van de gemeente Schokland (1811)

In de Schokland-literatuur wordt eenstemmig gesteld, dat Eberhard Philip Seidel in 1806 de eerste burgemeester van Schokland is geworden. Sommige auteurs maken een voorbehoud. Seidel formuleert, dat hij moet zijn benoemd.[1] Geurts zegt, dat Seidel omstreeks 2 september 1806 als burgemeester optrad.[2]

De benoeming van E. P. Seidel wordt steeds in verband gebracht met een in 1806 genomen besluit Emmeloord bij Overijssel te voegen. De benoeming wordt ook gekoppeld aan het in het leven roepen van de gemeente Schokland. Dit is volgens de literatuur gebeurd in 1806 tegelijk met het samenbrengen van heel Schokland bij Overijssel maar Van Hezel en Pol wijzen er op, dat het onduidelijk is of de praktische uitwerking van dit besluit nog in hetzelfde jaar heeft plaatsgevonden, omdat de schout Grubbelt Brands pas in 1808 opdracht kreeg zich te onthouden van politiediensten op Emmeloord [3]. Een in 1959 door Kruissink gepubliceerd artikel is een belangrijke bron van genoemde auteurs. [4]

Kruissink geeft aan, dat het eiland Schokland in 1806 in zijn geheel tot Overijssel ging behoren. Hij vermoedt, dat toen de gemeente Schokland in het leven is geroepen. Omstreeks die tijd zien we namelijk, zo schrijft hij, voor het eerst een burgemeester van Schokland optreden en wel E.P. Seidel, die dit ambt tot 1811 zou blijven uitoefenen.
Het gebruik van de termen 'vermoedelijk' en 'onduidelijk' zette mij aan het burgermeesterschap van Eberhard Philip Seidel van de gemeente Schokland nader te onderzoeken. Maar het waren niet alleen deze termen. Het leek me onwaarschijnlijk, dat hij die functie bekleedde gelijktijdig met de in april 1808 tot schout van Schokland benoemde G. J. van Wijhe. [5]

Ook vroeg ik me af waarom er in de literatuur over gebeurtenissen na 1806 steeds over de burgemeesters van Ens en Emmeloord wordt gesproken en je de naam van E.P. Seidel niet tegenkomt. [6] Overigens, al in 2005 maakte Bruno Klappe mij deelgenoot van zijn twijfel of E.P. Seidel de eerste burgemeester van Schokland is geweest.

Schets van de landelijke politieke situatie van 5 juni 1806 tot november 1813

Dit artikel gaat over het bestuur op Schokland tijdens het Koninkrijk Holland van 5 juni 1806 tot 9 juli 1810 en tijdens de inlijving bij Frankrijk van 13 juli 1810 tot november 1813. Van die inlijvingsperiode zijn voor ons onderwerp alleen de eerste tien maanden van belang. Ik schets de landelijke situatie aan de hand van het boek Patriotten en Bevrijders van Schama.[7] Nadat raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck op 4 juni 1806 aftrad, stelde de Franse keizer Napoleon de volgende dag zijn broer Lodewijk als koning aan om gehoorzaam de Franse belangen te dienen. Lodewijk ging zich echter met Nederland identificeren en Nederlandse belangen verdedigen (blz. 571). In 1807 vond een hervorming van het plaatselijk bestuur plaats, die de oude provinciale soevereiniteit verder ontmantelde. De departementale besturen waren slechts administratief bedoeld. Lokaal bestuur diende als uitvoerend comité van de Landdrost, die binnen een departement de centrale figuur werd (blz. 631). Koning Lodewijk heeft zich serieus voor Nederland ingespannen, maar de politieke en militaire situatie van het land, in de tang genomen door een grote Europese oorlog, werd uitzichtloos. Hij deed afstand van de troon (blz. 705). Om de blokkade tegen Groot-Brittannië te voltooien werd Nederland op 13 juli 1810 door Napoleon geannexeerd en verloor de laatste resten soevereiniteit. Nu Nederland een deel was geworden van het Keizerrijk dienden de Franse en Nederlandse instituties op elkaar te worden afgestemd. Het Keizerrijk van wetboeken en juridische vernieuwing nam echter, zo zegt Schama, een schamele tweede plaats in naast het Keizerrijk van rekrutering van schepen, scheepsbehoeften en dienstplichtigen. Het doel was zo groot mogelijke uitbuiting tegen de laagste kosten (blz. 709). De overgeplante keizerlijke bureaucratie leidde tot de aanstelling van een gouverneur-generaal, in elk departement terzijde gestaan door een prefect, onder wie een hiërarchie van onderprefecten, burgemeesters en onderburgemeesters uitwaaierde (blz. 712).
Het ongenoegen leidde tot steeds meer rebellie, terwijl de militaire situatie in Europa voor de Fransen dramatisch verslechterde. In Nederland brak een opstand uit. Er werd een tussenregering gevormd, die aan de aankomst van de prins op 30 november 1813 voorafging. De volgende dag aanvaardde deze de aangeboden soevereiniteit.

Emmeloord bij Overijssel bij wet van 13 april 1807

De hoofdarchivaris van het toenmalige rijksarchief te Zwolle Hendriks schreef in 1960 een verslag van zijn onderzoek naar de grenzen van Overijssel en de verschillende indelingen en grenswijzigingen der Overijsselse gemeenten.[8] Het onderzoek strekte zich uit over het tijdvak 1807 tot 1842. Met name de veranderingen van 1807 en 1811 zijn voor ons onderwerp van belang.
Bij de wet van 13 april 1807. waarvan de ingangsdatum 18 juli 1807 was, werd ons land verdeeld in 10 departementen en werden de grenzen tussen Overijssel en Gelderland en tussen Overijssel en Amstelland (Noord-Holland) gewijzigd. Amstelland was ontstaan door de splitsing van Holland in Maasland en Amstelland. Het noordelijk deel van Schokland werd van Amstelland afgescheiden en bij Overijssel gevoegd. Echter, de wet bepaalde ook dat de inwoners van de afgescheiden gebieden voor wat betreft de civiele en criminele wetten en rechtspraak bleven behoren onder het gebied waarvan zij afgescheiden werden. Tot zover Hendriks.
Nu waren eind 1805 of begin 1806 Emmeloorders naar Den Haag gereisd om te protesteren tegen het bericht, dat de vrijdom van belasting voor Emmeloord zou worden opgeheven. Hun werd toen gezegd, dat ze gewoon moesten betalen en ondertussen samen met Ens een rekest konden indienen. Ook werd hun medegedeeld, dat Emmeloord voor het politieke bij Holland bleef, maar de ‘Financie van Overijssel’ de belasting ontving.[9] Emmeloord viel dus vanaf 13 april 1807 bestuurlijk en financieel onder Overijssel, maar voor wat betreft wetten en rechtspraak nog niet.

Het plaatselijk bestuur op Schokland tussen 13 april 1807 en 28 maart 1811

Hoe ging het met het bestuur op Schokland na 13 april 1807? Die vraag wil ik bespreken aan de hand van archiefstukken uit het Gemeentearchief Kampen (GAK) en het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle (HCO).In Kampen lezen we in een brief van10 augustus 1807, dat het pas laat was doorgedrongen tot het Departement Amstelland, dat het eiland Schokland na 13 april 1807 behoorde tot het Departement Overijssel, zodat het gemeentebestuur van Emmeloord ten onrechte nog om informatie was gevraagd waaraan ook was voldaan Het gemeentebestuur gaf als verklaring voor de eigen verwarring, dat
Emmeloord al heel vaak van provincie was veranderd.[10] Deze kwestie komt ook ter sprake in een artikel van Veer.[11] We lezen in het GAK voortdurend over het Emmeloords gemeentebestuur waarvan ik enkele voorbeelden geef. In september 1807 werd Jan Stevens genoemd als een der burgemeesters. Op 6 april 1808 ontving het gemeentebestuur bericht, dat Grubbelt Brands daar geen directie over de politie meer voerde, maar G. van Wijhe. (Hiermee kwam voor Emmeloord een eind aan de bepaling uit de wet van 1807, dat de inwoners van de afgescheiden gebieden voor wat betreft de civiele en criminele wetten en rechtspraak bleven behoren onder het gebied waarvan zij werden afgescheiden).
Op 7 mei en 28 augustus 1808 ontving het gemeentebestuur van Emmeloord informatie over de vakante post van chirurgijn,[12]

Als laatste voorbeeld noem ik, dat het uitgavenboek van het gemeentebestuur, dat loopt van 1795 tot 1811, de gebruikelijke uitgaven over 1807 t/m 1810 verantwoordt en een laatste en enige op 24 maart 1811.[13] In deze archiefstukken is steeds sprake van een afzonderlijk gemeentebestuur van Emmeloord. De samenvoeging van Emmeloord bij Overijssel in 1807 leidde kennelijk niet snel tot vorming van de gemeente Schokland. Nog duidelijker blijkt dit uit stukken in het HCO. Op 27 juni 1809 werd de in 1808 aan de inwoners van het eiland Schokland verleende vrijdom van belasting ter sprake gebracht bij de schout van Ens.[14] Het lijkt me niet waarschijnlijk, dat deze zaak buiten E.P. Seidel was omgegaan, als hij toen burgemeester van de gemeente Schokland zou zijn geweest. In september 1809 werd een schrijven over beschadigde woningen ter kennis gebracht van de burgemeesters van Ens en Emmeloord en aan de schout van Ens.[15]
Onder 6 maart 1809 vinden we een bericht van de burgemeesters van Emmeloord over eigendomsbewijzen van huizenbezitters[16] en op 23 maart van dat jaar wordt de schout van Emmeloord verzocht met de burgemeesters van Ens en Emmeloord te overleggen over de huisvesting van de chirurgijn.[17] Als laatste voorbeeld uit het HCO vermeld ik een "Staat van Bestuur", waarin de Landdrost laat opnemen, dat op Schokland wordt bestuurd door vier burgemeesters van Emmeloord, vier burgemeesters van Ens en de schout.[18] Al deze stukken laten zien, dat er niet over een burgemeester van de gemeente Schokland wordt gesproken, maar over schout en burgemeesters van de afzonderlijke dorpen Ens en Emmeloord. Dit zaait twijfel aan het burgermeesterschap van E. P Seidel vanaf 1806.

Wettelijke veranderingen in 1811

Hoofdarchivaris Hendriks beschrijft, dat in 1811 de Franse wetgeving in ons land werd ingevoerd en er een ingrijpende verandering plaats vond, zowel in de gemeentelijke indeling als in de taak der gemeentebesturen. Bij Keizerlijk Decreet van 21 oktober 1811 werd ons land verdeeld in departementen, arrondissementen, kantons en mairieën. De grenzen van het departement Overijssel en van de arrondissementen, die voordien kwartieren werden genoemd, bleven dezelfde als onder koning Lodewijk. Die van de mairieën veranderden. Nieuw was de indeling in kantons. De nieuwe indeling in mairieën bracht zeer ingrijpende veranderingen: met historisch gegroeide grenzen werd geen rekening gehouden. Zij werd, zij het provisioneel, in een groot gedeelte van Overijssel in de eerste helft van april 1811 ingevoerd.
De prefect van Overijssel P. Hofstede stelde al op 28 maart 1811 het territoir van 39 mairieën vast. Hij benoemde in de 36 mairieën met minder dan 5000 inwoners de maire, de adjunct-maire en de gemeenteraadsleden met de bepaling, dat de benoemden vóór 15 april 1811 moesten zijn geïnstalleerd. Tot zover Hendriks.

Archiefmateriaal uit het HCO en GAK over 1811

In het HCO bevindt zich het door Hendriks genoemde Besluit van 28 maart 1811 bestemd voor de gemeenten met minder dan 5000 inwoners, zij het dat hierin staat, dat uiterlijk vóór 14 april de nieuw aangestelde gemeentebesturen moesten zijn geïnstalleerd en beëdigd.[19] De eed luidde: Ik zweer gehoorzaamheid aan de Instellingen des Rijks, en getrouwheid aan den Keizer. Verder treffen we resultaten aan van een volkstelling van 7 maart 1811.[20] Schokland telde 648 inwoners. Het eiland viel onder het kanton Kampen en het arrondissement Zwolle. Ook is er een lijst dd 28 maart 1811 waarop voor Schokland werd gemeld, dat Lucas Seidel als maire werd aangesteld en Caspar Sonderman als zijn adjunct. De gemeenteraadsleden waren Jacob Alberts Bape, Jan Stevens, Cobus Bruinsen Klappe, Jan Bruinsen Klappe, Dubbeld Dirks, Teunis Jacobs, Reijer Jacobs K(r)alen, Gerrit Jan Gillot, Willem Teunissen en Bruin Willemsen.[21] Niet lang na zijn benoeming vroeg Lucas Seidel al weer zijn ontslag aan als maire. Op 20 mei 1811 werd Caspar Sonderman als zijn opvolger benoemd.[22] Caspar Sonderman werd op 31 mei de eed afgenomen. Na de notulering daarvan volgt een verwarrende notitie, namelijk, dat de ontslagen maire E.P. Seidel van dit besluit een extract zou worden gegeven.[23] Hoewel niet ogend als een sterke verklaring, meen ik, dat hier sprake was van een verschrijving. Lucas Seidel was immers de ontslagen voorganger en Eberhard Philip Seidel kwam in het verhaal niet voor. De bestuurssituatie wordt nog eens bevestigd in een register van departementale en stedelijke ambtenaren, opgemaakt per 1 juli 1811 [24]. We lezen hierin, dat Lucas Seidel als maire aantrad per 28 maart 1811 en werd bedankt op 20 mei 1811, dat de op 28 maart als adjunct-maire benoemde Caspar Sonderman op 20 mei 1811 als maire aantrad en Gerrit Jan Gillot op 18 juli 1811 als adjunct-maire. In het bestand van de gemeenteraadsleden is ten opzichte van 28 maart wat gewijzigd. Jan Bruinsen Klappe en Bruin Willemsen ontbreken en T. Jacobs is toegevoegd, zij het per 18 juli.[25]
Ook in het GAK vinden we het besluit, dat op 28 maart 1811 Lucas Seidel in de gemeente Schokland werd aangesteld als maire en als zijn adjunct C. Sonderman. Ook de aanstelling van Caspar Sonderman op 20 mei 1811.[26] In een brief van 24 juni 1811 door de maire van Schokland, Caspar Sonderman dus, aan de prefect wordt Lucas Seidel de 'gewezene Maire' genoemd.[27]

Besluit

In dit artikel is naar voren gekomen, dat de samenvoeging van Emmeloord bij Overijssel zijn beslag kreeg bij de wet van 13 april 1807, die inging op 18 juli 1807. Hierna hebben afzonderlijke gemeentebesturen van Ens en Emmeloord nog jarenlang gefunctioneerd. Op 28 maart 1811 ontstond de gemeente Schokland. Op diezelfde datum werd de eerste burgemeester benoemd en wel Lucas Seidel, de zoon van Eberhard Philip Seidel.

J. Spitse

Zie ook: officiële stukken gemeentegrensbepaling, ontruiming en opheffing van de gemeente Schokland

Noten:

1 H. Seidel, "Met een ducaat en een dubbeltje. Levensschets van Eberhard Philip Seidel (1728-1814), zijn bijdrage in de waterstaatkundige ontwikkeling, enz, van het eiland Schokland en enige bijzonderheden over enkele van zijn nakomelingen", Kamper Almanak (1966/1967), 228.
2 A. Geurts, Schokland de historie van een weerbarstig eiland, (Lelystad, 1997) 60.
3 G. van Hezel en A. Pol, Schokland en omgeving, leven met water, (Utrecht, 2008) 97, 103,269,
4 Kruissink, G.R., "Van Fllevo tot Schokland", Uit het Peperhuis 2e serie nr 7/8 (augustus 1959) 131-146.
5 G.J. van Wijhe werd tot schout van Ens benoemd op 9 januari 1805. (HCO, T 3.1, Inv. 5840, 13 februari 1805). En tot schout van heel Schokland in april 1808. (GAK, Archieven Eiland Schokland, Inv. 9, 6 april 1808).
6 B. Klappe bespreekt een Reglement voor vissers en vrachtvaarders, dat op 20 december 1807 werd vastgesteld door het bestuur van Emmeloord. Op 3 april 1808 werd hierover een verklaring afgegeven door schout G. Brands en het gemeentebestuur van Emmeloord. Het Schokker Erf 62, (mei 2006) 35. W.
Veer bespreekt het laden van schelpen in de zomer van 1808 waarbij de gemeenteraad van Emmeloord was betrokken Het Schokker Erf '28 (januari 1995) en een brief over de loopkistendam, die in 1809 is geschreven door het gemeentebestuur van Ens. Het Schokker Erf 31 (januari 1996).
7. Simon Schama, Patriotten en Bevrijders (Amsterdam, 1986) 544-745.
8 F. M. Hendriks, "De grenzen van Overijssel en van de Overijsselse gemeenten van 1807 (1811) - 1842". Overdruk uit Verslagen en Mededelingen van de Vereniging tot Beoefening van Overïjsselsch Regt en Geschiedenis 75e stuk, (1960).
9 GAK, Archieven Eiland Schokland, Inv. 1, januari 1 806, blad 92.
10 GAK, Archieven van het eiland Schokland, Inv. 1
11 W. Veer, "Emmeloord rond 1800 - een impressie (2)", Het Schokker Erf 31 (januari 1996).
12 GAK, Archieven van het Eiland Schokland, Inv. 1.
13 Ibidem, Inv. 96.
14 HCO, T.3.1, Inv. 6462. Omdat de bewoners van Schokland bij koninklijk besluit van 28 januari 1808 voor 4 jaar vrijdom van de beschreven middelen was verleend, gelastte de landdrost de ontvanger van het arrondissement Kampen zich naar dit besluit te gedragen.
15 HCO, T 3.1, Inv. 6527.
16 HCO, T 3.1, Inv .6505.
17 HCO, T 3.l, Inv ..6505.
18 HCO, T 3.1, Inv . 6508, 9 augustus, 1810 nummer 5.
19 HCO, T 20.l, Inv. 6897.
20 Idem, Inv. 6968.
21 Idem, Inv. 6962.
22 Idem, Inv. 6907,
23 Idem, Inv. 6910 en Inv. 6963.
24 Idem, Inv. 6976.
25 GAK, Archieven van het Eiiland Schokland, Inv . 9.
26 Ibidem.
27 Ibidem.

Bron: De Vriendenkring, Cultuur historisch tijdschrift voor Flevoland, 52e jaargang nr.3, Herfst 2012, pag. 29-35.

www.schoklanddoordeeeuwenheen.nl